Ragdoll Cattery Miracles Douces

"Een thuis waar Ragdolls met liefde tot leven komen."

Geschiedenis van de Ragdoll

Ann Baker

De oorsprong van de Ragdoll is een fascinerend verhaal, dat begint met de inspanningen van Ann Baker in de jaren 1960 in Californië. Ze fokte oorspronkelijk Perzen en Balinezen, maar na een reeks onverwachte gebeurtenissen begon ze aan het ontwikkelen van wat nu bekend staat als de Ragdoll. 

Het verhaal van Josephine, de witte Angora-kat die een verkeersongeval overleefde, is cruciaal in de ontwikkeling van het ras. Na het ongeluk werden haar kittens op een mysterieuze manier anders: sociaal, kalm en met een bijzondere vachtstructuur. Deze onverwachte eigenschappen fascineerden Ann, en ze besloot om een nieuw ras te creëren dat deze kenmerken in zich droeg.

Ann Baker geloofde dat er mogelijk zelfs buitengewone invloeden in het spel waren, zoals buitenaardse interventie, wat haar een nogal excentrieke reputatie gaf. Desondanks ging ze serieus verder met haar fokprogramma. Met behulp van haar buren, de Pennels, en katten zoals Josephine,

Daddy Warbucks, Fugianna en Buckwheat, legde ze de basis voor de Ragdoll, maar waren toen nog geen Ragdolls. Hoewel vaak wordt gezegd dat de Ragdoll afkomstig is van rassen zoals de Pers, de Siamees en de Heilige Birmaan, toonde DNA-onderzoek later aan dat de Ragdoll genetisch dichter bij de American Curl en de gewone huiskat staat.

De naam "Ragdoll" ontstond doordat Ann opmerkte dat de katten, net als lappenpoppen, volledig slap werden wanneer ze opgepakt werden. Dit onderscheidende kenmerk gaf het ras zijn naam. Ann vernoemde haar cattery naar de populaire lappenpoppen "Raggedy Ann" en "Raggedy Andy", wat paste bij haar eigen naam en de kenmerkende eigenschap van de katten.

De eerste officiële registratie van het Ragdoll-ras vond plaats in 1966, toen Daddy Warbucks, Fugianna, Tiki en Kyoto werden erkend door de National Cat Fanciers Association (NCFA). Hoewel Ann Baker tussen 1964 en 1969 geen Ragdolls verkocht, bleef ze in die periode aan het ras werken en zorgde ze ervoor dat de gewenste eigenschappen zich verder in de Ragdoll verankerde. Toen ze in 1969 voor het eerst fokdieren verkocht, kwamen Denny en Laura Dayton op de voorgrond. Deze fokkers speelden een cruciale rol in het verder verspreiden en erkennen van de Ragdoll als officieel kattenras.

De eerste fokkers

Denny en Laura Dayton

De Daytons waren een van de eerste fokkers van Ragdolls, en hun betrokkenheid begon in 1969, toen ze hun eerste fokpaar kochten van Ann Baker, de grondlegger van het ras. Hoewel Denny aanvankelijk geen echte kattenliefhebber was, veranderde dat snel nadat hij en Laura de Ragdoll voor het eerst hadden gezien. De charme en het temperament van de katten maakten hen meteen enthousiast over het ras. Hun cattery Blossom Time was geboren.

De Daytons zagen dat er, mede door Ann Bakers beweringen over het ras (zoals dat Ragdolls geen pijn zouden voelen en volledig slap in de armen van hun eigenaar zouden hangen), een groeiende vraag naar het ras was. Ze konden echter niet voldoen aan de enorme vraag naar Ragdolls, en dit was een teken van de toenemende populariteit van het ras. Denny en Laura waren niet alleen fokkers, maar ook pioniers in de promotie van het ras. Door deel te nemen aan kattenshows, gaven ze het publiek de kans om de Ragdoll in het echt te zien en te ervaren.

Een belangrijk moment voor de Daytons was hun inspanning om de erkenning van de Ragdoll als officieel ras te bevorderen. De Ragdoll was aanvankelijk nog niet erkend door kattenverenigingen, maar dankzij hun harde werk en dat van andere vroege fokkers, kreeg het ras steeds meer bekendheid. Denny Dayton was ook de eerste die de Ragdoll op de genetische kaart zette, wat de basis legde voor toekomstige fokprogramma's.

Blanche Herman

Blanche Herman raakte in 1972 geïnteresseerd in de Ragdoll en werd al snel een belangrijke speler in de vroege ontwikkeling van het ras. In 1973 kocht ze haar eerste fokpaar van Ann Baker, haar cattery Ragtime was geboren.

Dankzij haar inspanningen werden de Ragdolls uiteindelijk erkend door de ACA, ACFA, en TICA, wat een enorme stap voorwaarts was voor het ras. Veel van de hedendaagse Ragdolls kunnen hun afstamming terugvoeren naar katten uit Blanche Hermans Ragtime-cattery, wat aantoont hoe invloedrijk haar werk was.

Alleen mitted?

Ann Baker had vanaf het begin een sterke visie voor de Ragdoll, waarbij ze vooral de mitted Ragdoll zag als de standaard van het ras. Ze geloofde dat de andere patronen, zoals bicolor en color point, na zeven generaties zouden verdwijnen, en daarom richtte ze zich uitsluitend op het fokken van de mitted. Haar standaard voor de Ragdoll weerspiegelde dit, wat problematisch werd toen bleek dat de andere patronen niet verdwenen, maar juist door de genetische variëteit bleven bestaan.

In deze periode werden de namen voor deze patronen nog niet formeel gebruikt. Ann noemde ze eenvoudigweg "zwartbenig" voor de colorpoint en "witbenig" voor de bicolor. Toen de verschillen duidelijker werden en de vraag naar een formele erkenning van de andere patronen toenam, werden de namen mitted, bicolor, en colorpoint ingevoerd als officiële termen.

De oprichting van de 'Ragdoll Society

In 1975 werd de Ragdoll Society opgericht, de eerste club die zich volledig richtte op de erkenning en promotie van de Ragdoll. Het belangrijkste doel was om de drie patronen (mitted, bicolor, en colorpoint) erkend te krijgen in alle kattenverenigingen. Naast het promoten van de genetica en marketing van de Ragdoll, hield de Ragdoll Society zich bezig met het uitbrengen van informatie voor eigenaren, waaronder een magazine. Een belangrijke stap was het schrijven van nieuwe rasstandaarden voor de bicolor en colorpoint varianten.

De erkenning in de grootste Amerikaanse vereniging

De jaren '80 waren cruciaal voor de erkenning van de Ragdoll in de grootste kattenvereniging van de VS, de Cat Fanciers Association (CFA). Aanvankelijk was de CFA terughoudend om de Ragdoll te erkennen, wat de inspanningen van Denny Dayton en andere fokkers bemoeilijkte.

Het werd noodzakelijk dat zoveel mogelijk Ragdoll fokkers lid werden van de CFA om voldoende steun te vergaren. Pas in de jaren '90, slaagde de Ragdoll erin om volledige erkenning te krijgen binnen de CFA, in de kleuren seal, blue, chocolate, en lilac, en in de patronen mitted, bicolor, en color point.
De Ragdoll in Europa

In de jaren 1980 waren Pat Brownsell en Lulu Rowley de pioniers die dit nieuwe kattenras naar Engeland brachten. Na veel moeite slaagden ze erin contact te leggen met Amerikaanse fokkers, zoals de Daytons, die hen voorzagen van waardevolle informatie en enkele van de eerste Ragdoll-kittens. Blossom-Time Lad en Blossom-Time Lass waren de allereerste Ragdolls die voet zetten in Europa, hoewel ze eerst zes maanden in quarantaine moesten verblijven.

Een bijzonder moment vond plaats tijdens de quarantaineperiode: Lass beviel van drie kittens op dezelfde avond als het huwelijk van Prince Charles en Lady Diana, wat Rowley inspireerde om een groot feest te organiseren ter viering van de geboorte van de eerste Ragdoll kittens die in Europa geboren waren. Deze gebeurtenis kreeg zelfs de aandacht van de BBC, wat de populariteit van de Ragdoll in Engeland verder vergrootte.

De Ragdoll in de FIFe

Ook in Nederland werd het ras al snel geliefd. In 1990 verschenen de eerste Ragdolls op shows, en in 1991 erkende de Fédération Internationale Féline (FIFe) de bicolor variëteiten in traditionele kleuren Seal, Blue, Chocolate en Lilac. In 1997 volgde de erkenning van de colorpoint Ragdoll. Pas in 1999 werd de mitted Ragdoll erkent. In 2005 werden er meer kleuren erkend, zoals red, cream, tortie en tabby.

Corry Husada-Ghesquiere
Ragdoll Cattery Miracles Douces
Stadskanaal